Verrassende stadsnatuur aan de prachtige getijdenrivier de Hollandsche IJssel. Een lepelaar lepelt naar voedsel in het water van de Hollandsche IJssel. Werner Trooster zag het aan en maakte er een mooie videofilm van: Een wit beest in de voortuin... Er komen ook nog wat andere beesten voorbij...
Lepelaar
Eurasian Spoonbill, Platalea leucorodia - Ibissen (Threskiornithidae)
De lepelaar is één van de beschermingssuccessen van Vogelbescherming. Rond 1970 waren er nog maar 170 broedpaar in ons land, nu ruim 2.500. De Nederlandse populatie lepelaars is uniek, in andere landen in Noord-West Europa broeden ze nauwelijks. Lepelaars bevinden zich van februari tot september/oktober in Nederland. Via Franse en Spaanse moerassen trekken ze naar winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust (vooral Banc d'Arguin). Lepelaars broeden in moerassige gebieden, dichte rietkragen of moeilijk bereikbare bomen en struiken, maar ook op kwelders.
Herkenning
Grote witte vogel met unieke lange, lepelvormige snavel. Lepelaars hebben in prachtkleed een oranjegele borstvlek en een lange, dikke, afhangende kuif. Onvolwassen vogels hebben zwarte vleugeltoppen en vleeskleurige in plaats van een zwarte snavel met een oranjegeel uiteinde en de borstvlek ontbreekt. Van afstand hebben de eveneens witte zilverreigers een meer verticale houding. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in.
Leefgebied
De lepelaar heeft een voorkeur voor dynamische natte milieus, vaak op de overgang van zoet naar zout. Ze broeden daar op eilanden, in duinvalleien en op kwelders, en in het binnenland ook in uitgestrekte moerassen met veel waterriet en wisselend, natuurlijk waterpeil. De soort nestelt veelal op de grond in rietvelden of op kwelders maar in toenemende mate ook in struiken en bomen. Lepelaars vinden hun voedsel lopend in ondiep water, waar ze hun snavel op typische wijze heen en weer bewegen, om zo op de tast allerlei prooidieren te vangen. In de lepelvormige snavel is een soort zeefmembraan aanwezig, waarmee hij door een bundeling van zenuwen, over een ultra-gevoelig eetgereedschap beschikt.
Voedsel
Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (onder meer stekelbaars en amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven en andere ongewervelden). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in voorjaar en zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (onder meer garnaal, jonge platvis). Het voedselgebied strekt zich uit tot op 40 km van de broedkolonie. In de nazomer verzamelt de soort zich in de grote wateren met een gunstig voedselaanbod en veilige rustplaatsen, zoals Lauwersmeer, IJsselmeerkust, Oostvaardersplassen en het Wadden- en Deltagebied.
Vogeltrek
Via de Franse en Spaanse moerassen trekken lepelaars in september/oktober naar de winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden van de Sahara. Stapsgewijs trekken de lepelaars naar het zuiden, van moeras naar moeras en leggen per keer steeds ‘slechts’ een paar honderd kilometer af. De meeste lepelaars uit Nederland overwinteren in de Banc d'Arguin samen met 2,5 miljoen steltlopers. Vanaf februari/maart keren ze terug in Nederland.